Batrachoidae of kikkervissen.
Enige
Tijd terug werd ik bij een van mijn bezoekjes aan mijn vriend Ton Cooijmans, van
Tropifish in Beek en Donk attent gemaakt op een aantal
heel vreemde vissen, in een van de voorraadbekkens De vissen leken enigszins op
kikkers of beter nog op kikkervisjes. De grootste gelijkenis heeft de brede platte
kop met de uitpuilende ogen en de naakte huid. De vrij wijde bek is gewapend met
scherpe tandjes die veel lijken op de snijtanden van een zoogdier die deden vermoeden
dat deze vissen gulzige vleeseters zijn. Ook hadden ze de afmetingen van flink
uit de kluiten gewassen kikkervisjes. Maar enige tijd daarna trof ik een exemplaar
van wel 13 cm. aan.
Batrachoides
didactylus, Daector
quadrizonatus.of
Thalassophryne zonatus ?
Waarschijnlijk danken ze hun naam aan deze dikkopachtige vorm. (Batrachos
is kikker). De familie van de Batrachoididae is de enige familie uit de orde van
de Batrachoidiformes. De kleine eerste rugvin bestaat uit twee of drie vinstralen.
De tweede rugvin is buigzaam en zeer lang en lijkt veel op de stuitvin. Goed ontwikkeld
zijn de borstvinnen en de buikvinnen die op de keel zitten De Batrachoides
didactylus, die vooral voorkomt in het Oostelijke gedeelte van de Atlantische
Oceaan, is een vrij lelijke vis met een grote platte kop en kleine ogen. De mond
is groot en het gebit bestaat uit scherpe tandjes. Ook heeft hij verschillende
huidaanhangsels, vooral om de mond. De rug van de vis is geelachtig van kleur
met bruine strepen en de buik is grijsachtig. Ondanks het feit dat deze vis onschadelijk
is wordt hij door de vissers met voorzichtigheid behandeld vanwege zijn afschrikwekkend
uiterlijk. Heel wat gevaarlijker is de soort Batrachoides
didactylus,
die bij de kusten van Midden-Amerika en Zuid-Amerika leeft.
Deze vissen bezitten een doeltreffend wapen. De rugvin heeft namelijk twee holle
stekels die veel lijken op de tanden van gifslangen. Aan de voet van de stekel
zit de gifklier. Een beet van deze vis is zeer pijnlijk: de pijn kan uren aanhouden
en de hartslag en de ademhaling worden langzamer. Na verloop van tijd verdwijnen
deze verschijnselen. Als de wond niet goed wordt verzorgd kan zij ernstig gaan
zweren. Er is vastgesteld dat verscheidene soorten van het geslacht Thallasophryne
op gezette tijden van diep naar zeer ondiep water trekken. Die trek blijkt samen
te hangen met de voortplanting van deze vissen. Na enige tijd keren ze weer terug
naar diep water.
Ze kunnen geruime tijd buiten het water in leven blijven.
Ze kunnen zelfs gedurende enige uren achtereen op het droge verblijven, zonder
dat ze daar nadelen van ondervinden. Ook in water dat maar heel weinig zuurstof
bevat, kunnen ze gewoon in leven blijven.
Verschillende soorten brengen een
geluid voort als men ze uit het water haalt. Ze stoten dan dofklinkende geluiden
uit, die meestal klinken als een soort gesnor of een hees gebrom en in enkele
gevallen ook alsof er ver weg op een misthoorn wordt geblazen. Dit geluid is zo
duidelijk hoorbaar, omdat de zwemblaas als een soort klankbord dienst doet.
Ruud Wildekamp vertelt dat in Zuid-Amerika, waar deze exemplaren van afkomstig
zijn, de volgende soorten zijn gevonden:
Daector quadrizonatus.
Thalassophryne zonatus in Peru, en
Thalassophryne dowi deze laatste
door ene Wilson in de Rio Truando in Colombia in het Truando bassin.
Literatuur:
Grzimek Het leven der dieren Utrecht,Antwerpen 1974. Blz. 458 e.v. Gunther
Sterba Enzyklopädie der Aquaristik und speziellen ichthyologie Leipzig 1977 Nieuwenhuizen,
A van den, Zoetwaterimporten Het Aquarium 1975 1976 Sterba, Gunther Enzyklopädie
der Aquaristik und speziellen ichthyologie Leipzig 1977 Lekturama Wonderen onder
de Waterspiegeldl.8 vissen Rotterdam