Incidentele
slakkenhuiscichliden | ||
Neolamperologus
similis. |
| |
|
|
|
De twee soorten met zebra-tekening op deze pagina, Neolamprologus similis (BUSCHER 1992) en Neolamprologus multifasciatus (BOULENGER, 1906) zijn uitermate geschikte en vooral ook interessante aquariumbewoners. Het zijn geen echte slakkenhuiscichliden in die zin dat ze uit het overgangsgebied van zandige bodem naar de onderste puinzone stammen.Vaak leven ze in grote sociale groepen in de lege slakkenhuizen die daar vaak aangetroffen worden, maar wanneer geen slakkenhuizen voorhanden zijn betrekken ze spleten in de rotsen.Bij beide soorten wordt het ingenomen slakkenkerkhof door alle leden van de uitgebreide familie gezamenlijk verdedigd. De jonge vissen nemen al gauw de taak op zich de nog jongere dieren op te voeden. Dat maakt de dieren enorm productief. Wie echt plezier aan deze dieren wil beleven doet er goed aan een ruim aquarium te nemen en er een bodem van meer dan gemiddelde dikte in te doen. Tevoren de glasbodem van het aquarium met een op het bodemmateriaal gelijkende kleur te beschilderen. Je kunt mischien ook met behulp van siliconenkit een laag op de bodem vastlijmen. De dieren zijn namelijk onvermoeibare gravers en ze zullen niet rusten vooral het bodemmateriaal onder en tussen de slakkenhuizen verwijderd is. Het zicht op de kale glasbodem is allesbehalve fraai te noemen en bovendien lijken de dieren van tijd tot tijd door hun spiegelbeeld gehinderd te worden.Neolamprologus callipterus moet in het licht van deze evolutie als een soort worden gezien waarbij de ontwikkelijk tot slakkenhuisbewoner nog niet 100% is voltooid. Alleen de vrouwtjes van deze soort passen in een slakkenhuis terwijl de mannetjes, die met hun ca 15 cm lengte wel drie keer zo groot kunnen worden. Om zich toch de nodige bescherming te verschaffen, en rivaliteitsgevechten te voorkokmen, verzamelen ze zich in groepen van meerdere tientallen exemplaren. Zo doorkruisen ze het zand- en overgangsgebied en roven alles wat op hun weg komt. Ze schromen niet om zich te vergrijpen aan het kroost van veel grotere predatoren. |
Dat
er daarbij in de groep zelf vele exemplaren sneuvelen deert hen niet. De overblijvende
dieren leggen zich als ze na ongeveer een jaar, als ze praktisch volwassen geworden
zijn, en in staat zijn slakkenhuizen te verslepen, toe toe op de voortplanting
Een mannelijk dier sleept namelijk van allerhande vaak ver verwijderde plaatsen
een serie slakkenhuizen bij elkaar. Ook huizen die al door vrouwtjes bewoond zijn.
Op deze manier bewaakt hij op den duur wel 50 slakkenhuizen bewoond door ca een
half dozijn vrouwtjes. In deze verzamelingen van slakkenhuizen worden ook andere
cichliden geduld: Neolamprologus caudopunctatus en Altolamprologus compressiceps.
De territoriale man staat meestal ca een halve meter boven het centrum van de
verzameling van slakkenhuizen die vrijwel altijd tegen stenen in de gerolzone
beschutting vindt. De onderlinge afstand tussen de territoria bedraagt tenminste
50 meter. De wijfjes liggen op korte afstand voor hun woning om er bij het geringste
gevaar in te verdwijnen.Opmerkelijk daarbij is dat de bewoonde slakkenhuizen wel
eieren en larven bevatten ( Staeck 2003) maar dat in de de hele kolonie geen vrij
zwemmnde jongen te vinden zijn. Die moeten dus ergen anders verblijven en opgroeien.
Een van de vele onopgeloste zaken waarop onderzoekers van de grote Afrikaanse
riftmeren regelmatig stuiten en die evolutieonderzoek aldaar zo interssant maken.Neolamprologus
callipterus is dus gedurende een bepaalde levensfase, namelijk tijdens de
voortplanting, gebonden aan slakkenhuizen. Verder op deze pagina |