terug naar de startpagina
Cyprichromis en Paracyprichromis 2

Cyprichromis leptosoma Malasa bl..
Cyprichromis leptosoma Jumbo Chaitika
Cyprichromis leptosoma
Cyprichromis spec.
Cyprichromis leptosoma jumbo

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46
...........................................................................

Van het eerder genoemde verschil in aantallen wervels is aan de buitenkant niets te zien. Maar Cyprichromis en Paracyprichromis verschillen ecologisch en gedragsmatig zo van elkaar dat de nieuwe onderverdeling ook voor de leek acceptabel lijkt.
Op de eerste plaats bestaat er bij de eerste de z.g.n. dichromatie bij de mannetjes.
Voor zover nu bekend komt dit verschijnsel slechts bij vertegenwoordigers van het geslacht Cyprichromis voor; de mannetjes van dezelfde populatie zijn totaal verschillend gekleurd. Een deel van de vissen heeft een krachtig gele staart het andere deel een blauw gekleurde staartvin. Dit bij de cichliden uit het Tanganjikameer nogal ongewone verschijnsel is mede oorzaak van de populariteit van deze ciochliden. Naar de achtergronden ervan, b.v hoe het vererft of welke biologische functie het heeft, kan men slechts gissen.
Ekologie en Levenswijze.
Omdat deze dieren zeer uitgesproken eisen stellen aan hun leefomgeving die slechts aan bepaalde delen van de oever voorkomen, en ook omdat hun voorkomen dikwijls beperkt is tot de wat diepere regeionen zijn ze maar moeilijk op te sporen en zonder duikeruitrusting nauwelijks te vangen of gade te slaan.
Al naargelang de soort ligt de bovengrens van hun verspreiding bij een waterdiepte van drie tot 15 meter. Vooral Paracyprichromis nigripinnis schijnt een grote diepte te verkiezen terwijl P. brieni wat minder diep te vinden is. Ze komen uitsluitend voor boven een rotsachtige ondergrond. Daar leven ze sociaal in grote samenhangende plaatsgebonden groepen. Bij Cyprichromis leptosoma zijn vaak scholen aangetroffen die uit meer dan duizend individuen bestonden; voornamelijk vrouwelijke dieren die eieren uibroedden of met de keelzak vol jongen. Alleen aan de randen van deze formaties werden ook grotere aantallen mannetjes aangetroffen die ofwel de wijfjes het hof maakten of onderling in geritaualiseerde gevechte verwikkeld waren. Hoewel Paracyprichromis brieni ook wel eens op de vindplaatsen van Cyprichromis-soorten voorkomt, hebben de vertegenwoordigers van beide geslachten een uitgesproken voorkeur voor heel verschillende leefruimten. Terwijl P. brieni zich slechts zelden ver van de ondergrond verwijdert, houden de Cyprichromis-soorten zich bij voorkeur op grotere afstand van het

substraat in het vrije water op. Loodrechte rotswanden langs het onderste deel van steile kusten zijn voor Cyprichromis leptosoma duidelijk de favoriete verblijfplaats.Alle haringcichliden zijn planktoneters, die zich zowel van kleine kreeftachtigen uit de Cyclopsfamilie als met planktonische algen voeden (BÜSCHER, 1991). Hun bek, die ze als een soort buis naar voren kunnen uitschuiven is een speciale aanpassing aan deze manier van voedsel opnemen. Ook in het aquarium kunnen we dat zien als we ze voeren met watervlooien of de nauplien van pekelkreeftjes. Zo nemen de haringcichliden in het Tanganjikameer dezelfde plaats en functie in als de Utaka's uit het geslacht Copadichromis in het Malawimeer. Van deze cichliden die goed onderzocht zijn weet men dat ze zich in bij voorkeur reusachtig grote groepen tegen de loodrechte wanden van onderwaterriffen ophouden omdat hun voedsel hen daar door een stroming wordt toegevoerd. (FRYER & ILES, 1972). Men vermoedt dat op plaatsen waar in het Tanganjikameer aan de steile kusten de haringcichliden in de eerder vermelde grote aantallen voorkomen dezelfde ecologische omstandigheden worden aangetroffenten van het.
Voortplanting
Alle haringcichliden zijn maternale muilbroeders. dat houdt in dat het kuit onmiddellijk nadat het is afgezet door het wijfje in de bek wordt genomen en daar wordt uitgebroed.Omdat de eieren zeer groot zijn en voor een groot deel uit dooier bestaan , duurt het ook bij hogere temperaturen langer dan vier weken, voordat de jongen die dan al 12 mm lang zijn, uit de bek worden losgelaten. Waarnemingen in het aquarium toonden aan dat Paracipichromidi substraatleggers zijn terwijl Cyprichromidi vrijleggers zijn. De beide Paracyprichromis-soorten zetten bij voorkeur aan loodrechte vlakken af. De vrouwtjes gaan onderste boven hangen en wachten zo lang tot het afgezette ei dat tussen het lichaam en het substraat zinkt de muil bereikt, om het dan op te zuigen. De Cyprichromis-soorten leggen hun eieren daarentegen in het open water ver van het substraat. de eieren worden een voor een uitgestoten en zinken naar beneden Nadat een ei gelegd is draait wijfje zich bliksemsnel om om het wegzinkende ei te volgen en het op dezeelfde manier als voedsel wordt opgenomen met de muil op te zuigen.