Labyrintvissenpagina
2 | ||
Trichogaster
trichopterus goudgoerami |
| |
|
|
|
Behalve natuurlijk de bijzondere aanpassing aan het milieu met het labyrintorgaan en voor de Aziatische soorten het aansprekende kleurpatroon, spreekt ook de wijze van voortplanting tot de verbeelding. Misschien is minder bekend dat lang niet alle labyrintvissen schuimnestbouwers zijn; muilbroeden en vrijleggen zijn voortplantingspatronen die men ook aantreft. Voor wat betreft de schuimnestbouwers zou je kunnen spreken van een basisgedrag dat bij alle soorten gemeenschappelijke trekken vertoont. Om dat gedrag op te wekken is het nodig dat de partners elkaar zien; daardoor worden bepaalde hormonen gevormd, die op hun beurt weer verantwoordelijk zijn voor de rijping van de geslachtsproducten. De tijd daarvoor nodig, kan behoorlijk kort zijn, maar lang genoeg voor het mannetje om een schuimnset te bouwen en het vrouwtje het hof te maken door voor haar te imponeren met wijd gespreide vinnen. Het schuimnest zelf bestaat, afhankelijk van de soort, slechts uit enkele belletjes aan het wateroppervlak of onder plantenbladeren, voor bepaalde soorten ook in de middelste waterlaag en een zeer compact uit zeer vele kleine belletjes bestaand geheel, nog versterkt met algen en plantendelen. Maar het merendeel van de schuimnesten zijn betrekkelijk los en bevinden zich onder het wateroppervlak |
. De schuimbelletjes worden door het mannetje met aan het wateroppervlak opgenomen
atmosferische lucht gemaakt. Als de eitjes in het vrouwtje rijp zijn neemt zij
het nitiatief, door in de buurt van het nest te zwemmen of soms er recht op af.
Zij wordt zolang hij nog niet klaar is met het bellenblazen verjaagd. Als zij
erin slaagt hem met de bek in de buikstreek aan te stoten wordt ze niet langer
als vijand gezien en onder het schuimnest toegelaten. Ingeleid door deze aanraking
volgt de eerste van een reeks schijnparingen. Sommigen veronderstellen gebaseerd
op waarnemeingen in heel grote aquaria, dat dit gedrag alleen onder aquariumomstandigheden
voorkomt. Volgt zij hem onder het nest, dan gaat het mannetje met wijd gespreide
vinnen staan en schommelt met het lichaam. De aanraking is het sein voor het elkaar
in kringetjes omzwemmen. Uit deze omcirkeling zwemt het vrouwtje het sterk zijdelings
gekromde lichaam van het mannetje binnen en de voor de labyrintvissen karakteristieke
"omhelzing" volgt. Daarbij wordt het vrouwtje omklemd en met de buikzijde
naar et nest gedraaid. Licht siddrend stoot het mannteje zijn sperma uit gevolgd
door de eitjes van het vrouwtje. De meeste eieren stijgen naar het oppervlak,
worden verzameld en in het nest gedeponeerd. Het aantal eieren kan per soort sterk
verschillen. |